1939 Nadat hij met medescholieren van de HBS onder de naam the Four Dutch Serenaders heeft opgetreden met imitaties van Amerikaanse artiesten als de Mills Brothers ontmoet de uit Katendrecht (Rotterdam-Zuid) afkomstige Johnny Hoes tijdens de mobilisatie zijn latere vrouw in Weert.
1945 Als Zuid-Nederland bevrijd is organiseert Hoes feestavonden voor Amerikaanse militairen.
1952 - 1955 Hoes haalt zijn inspiratie uit de zeemansliedjes en straatliedjes van Katendrecht. Zangeres Helma zet zijn eerste liedje De Cowboy-soldaat op de plaat. Het liedje Zeemanshart, vertolkt door Eddy Christiani op de radio, wekt de interesse van Phonogram. 'Het was dan wel rommel, maar het liep als een trein’, zou hij later verklaren. Hoes gaat daar als artiest en producer werken, maar brengt zijn successen onder in een eigen muziekuitgeverij: Benelux Music. Het nummer Zeemanshart wordt door de Straatzangers (Willy Alberti en Max van Praag) op de plaat gezet. Er volgen meer hits, bijvoorbeeld Vaarwel Lieve Cowboy en Op Een Zeemansgraf. Samen met Jan Hendriks vormt hij het duo De Twee Jantjes waarmee hij cowboy- en jodelliedjes uitvoert.
1956 De Twee Jantjes nemen het liedje De Smokkelaar op. Ondanks het feit dat het nummer niet op de radio wordt gedraaid, wordt het toch een grote hit.
1957 Johnny Hoes ontdekt de Zangeres Zonder Naam (Mary Bey), die tot 1976 onder zijn hoede de ene hit na de andere scoort. Hoes neemt ook enkele duetten op met de ZZN als Johnny & Mary, waarvan De Voddenraper Van Parijs het bekendst is.
Klein Greetje ging dikwijls naar grootmoe
Wel zes, zeven keer op een dag
Ze vind het bij grootmoe zo heerlijk
Omdat ze van alles daar mag
Ze rommelt in kasten en laden
Dat vindt ze zo heerlijk en fijn
Daar
ziet ze een pracht van een parelsnoer
Ach grootmoeder geef die aan mij
Refrein
Grootmoeder ziet haar aan met tranen in haar oog
Greetje m'n kind, kom even bij me staan
Jij vraagt aan mij waarvan ik niet kan schijden
Maar later als je groter bent, krijg jij dat parelsnoer
Klein
Greetje liet 't hoofdje toen hangen
En keek naar de grond van verdriet
Ach grootmoe waarom
krijg ik nou toch
dat prachtige parelsnoer niet
U bent nu al reeds in de zeventig
Misschien gaat u spoedig wel dood
Dan kan u het mij niet meer geven
Ach grootmoe ik ben toch al groot
Er werd een klein grafje
gedolven
De schooljeugd die stond daar omheen
Daarbij stond een droevige grootmoe
Die keek naar het kistje beneên
Daarbij stond een droevige vader
Die alles verloor wat hij had
Eerst had hi 'vrouw moeten missen
en nu nog z'n enigste schat.
Grootmoeder ziet het kistje naar
beneden gaan
Greetje m'n kind, wie had dat ooit gedacht
Dat jij van mij zo jong zou moeten
scheiden
Dat parelsnoer dat is er nog, maar Greetje komt nooit weer.